dinsdag 27 oktober 2015

Joannes van Adrichem deel II

Eerder schreef ik HIER al over mijn voorvader Joannes van Adrichem, die in dienst was van het Franse leger, het Nederlandse leger en later bij de Marine ging. 

Joannes is toch wel een van mijn favoriete voorvaderen. Ik vind hem ontzettend interessant en de meeste tijd van mijn onderzoek gaat in hem zitten. 
Zo heb ik in de tussentijd weer interessante ontdekkingen gedaan waarover ik hier weer een lang stuk zal schrijven. Om een zo compleet mogelijk beeld te krijgen, zoek ik altijd veel achtergrond informatie op. Zodat in mijn hoofd het verhaal van Joannes steeds meer tot leven komt. Ik hoop dat ik dat beeld in mijn hoofd hier goed kan overbrengen. 

Joannes had ik al gevonden in de militaire stamboeken in het Nationaal Archief. Daarin werd vermeld dat hij eerste in Franse dienst heeft gezeten. In het leger van Napoleon dus.
Van die tijd moesten er ook stamboeken zijn, maar daarvoor zou ik af moeten reizen naar Parijs, dat vind ik geen straf, maar het kwam er niet van, dus liet ik het maar en tijdje rusten. 
Maar nu inmiddels ook de Franse stamboeken gedigitaliseerd zijn, is een tripje naar Parijs niet meer nodig, helaas....

Na lang zoeken in de online stamboeken, vond ik toch eindelijk "mijn" Joannes van Adrichem in het stamboek. Uit het stamboek van het Nationaal Archief wist ik al dat Joannes bij het 27e regiment en 72e regiment Infanery de Ligny had gezeten in de periode 1813-1814.
Het geheim was zoeken op het juiste regiment in de juiste periode en dan achteraan in de namenindex kijken.  En dan zoeken op de V van Van Adrichem in plaats van de A van Adrichem, wat ik dus eerst deed... 


Onder nummer 15305 stond: "Jean van Adrichem", 
Zoon van Winand Joseph en Anne van Adrichem. geboren 18 december 1793 te Rotterdam in het departement Mond van de Maas. Hij was 1,64 lang. Had een ovaal gezicht, blauwe ogen, een gewone neus, een grote mond, en spitse kin en bruin haar en bruine wenkbrauwen. 
Verder had hij geen bijzondere kenmerken.
Hij kwam van het Bataljon 27e regiment de Ligne, waar hij op 15 augustus 1813 was aangenomen. Op 13 september 1813 ging hij over naar het 72 regiment de Ligne. Verder staat er nog al opmerking dat hij op 10 januari 1814 krijgsgevangen is genomen. 

Fantastisch dat ik deze inschrijvingen had gevonden, maar er stond eigenlijk precies hetzelfde in als in het stamboek dat ik in Nederland al gevonden had. 
Opvallend vond ik wel weer dat als vader "Winand Joseph" genoemd werd. En jaar hoor daar dook hij weer opnieuw op, meneer Buchet.

Maar mijn zoektocht hield hier natuurlijk niet op. 
Zo wou ik vorige week kijken over er nog wat nieuws te vinden was over de familie van Adrichem in het Stadsarchief van Amsterdam. 
Met het project "Vele Handen" wordt veel uit de stadsarchieven gedigitaliseerd en de site bijgewerkt. Zoals de patientenregisters van het Buiten en Binnengasthuis en de bevolkingsregisters. 
Mijn oog viel op de "Waterloo gratificaties 1815". En toetste "van Adrichem" in; geen resultaat. Omdat ik ook altijd op zoek ben waar die mysterieuze meneer Buchet nou steeds vandaan komt, toetste ik ook "Buchet" in en tot mijn grote verbazing kwam er een Joannes Buchet te voorschijn!
Ik heb wat van mijn "Vele Handen" coupons ingewisseld en zo kon ik zien dat in 1817 een Korporaal; Joannes Buchet, 29 gulden en 10 cent had ontvangen omdat hij mee had gevochten in Waterloo met het 2e Bataljon infanterie. 
Op het moment van uitkering zat hij bij het 18e regiment infanterie van de Nationale Militie.

 

Meer gegevens stonden er niet bij, maar zou dit "mijn Joannes" zijn? 
Na wat googelen, en kijken in diverse archieven zag ik al snel dat er in Nederland geen Joannes Buchet voorkomt. 

En dan laat het me niet meer los... 
Ik MOEST weten of Joannes Buchet en Joannes van Adrichem, een en dezelfde persoon zijn.
Ik weet niet eens meer HOE ik er ineens bij kwam, maar ik vond via zoekakten de militaire stamboeken, en ook die van het 2e bataljon infanterie, en daar vond ik 'm hoor,  Joannes Buchet.

 

Zoon van Willem Johannis en Adriana van Adrichem. geboren te Rotterdam op 18 december 1793. 
5 Voeten en 4 duim lang. Aangezicht; Lang, Voorhoofd; Rond, Oogen; Blauw, Neus; Ordinair, Mond; ordinair, Kin; spits Haar; blond, wenkbraauwen; idem, merkbare teekenen; geen. 
17 augustus 1814 aangenomen voor een tijd van zes jaaren. Tot Corporaal bevorderd op 1 december 1814. Op 6 november 1815 bevorderd tot Fourier. Gedane Veldtogten; 1815 in Frankrijk. 6 januari 1817 als Sergeant Majoor bij het 18e Bataljon Infanterie Nationale Militie. 

De naam van de vader Willem Johannis en de naam voornaam van zijn moeder (Adriana in plaats van Anna) kloppen niet, de geboorte datum is 18 december i.p.v. 24 december, maar verder kloppen alle gegevens die er in staan exact met wat ik in het Nederlandse stamboek, destijds in het Nationale Archief heb gevonden. En dan kun je mij niet meer wijsmaken dat dit een andere Joannes is! Dat hij Wijnandus Buchet als vader opgeeft had ik dus al eerder gezien, maar dat hij Buchet als achternaam gebruikt in plaats van van Adrichem is mij nieuw. 

Ik vond het een geweldige vondst! Ik vroeg me wel meteen af waarom in de stamboeken niet vermeld stond dat hij meegevochten heeft met bij slag van Waterloo. Maar na wat zoeken, vond ik dat vaak alleen wordt vermeld dat iemand dan in Frankrijk aan veldtochten heeft deelgenomen. 

Begin oktober heb ik het TV-programma "Dagboek van een Veteraan" gekeken, waarin Paul Rem op zoek gaat naar het dagboek van zijn voorvader Jan Rem, die gevochten heeft bij Waterloo en dat allemaal bijgehouden had. Indrukwekkend programma, vol belangstelling heb ik gekeken, niet wetende dat mijn voorvader daar ook gevochten heeft. 
Inmiddels heb ik het opnieuw bekeken, en nu met hele andere ogen. En heb ik de plekken gezien waar Joannes gevochten heeft. Een aanrader om te kijken, nu hij nog online te zien is. 

Om het beeld van Joannes in Waterloo zo beeldend mogelijk te maken, begin ik eerst maar eens wat te vertellen over het 2e Bataljon Infanterie en hoe zo'n bataljon er uit ziet. 


Ieder Bataljon bestond uit zes compagnieën. Ieder compagnie uit twee pelotons. Elk peloton bestond weer uit twee secties. En elk sectie uit twee Escouades. 
Een Escouade (Eskader) bestond uit 12 Grenadiers onder leiding van 1 Korporaal. 
De samenstelling van iedere Compagnie was: een Kapitein, een 1e-Luitenant, een 2e-Luitenant, een Sergeant-majoor, vier Sergeanten, een Fourier, acht Korporaals, twee Tamboers, een Pijper en ongeveer. 112 Grenadiers.
Dat maakt dat een Bataljon uit ongeveer 700 man bestond.

Men at twee keer per dag, te weten om 10:00 uur en om 16:00 uur. 's Ochtends was dat vaak een stevige soep, 's middags een soort stoofpot, waarin alle ingrediënten werden gekookt. Aangezien de soldaten binnen hun escouade beurtelings moesten koken was je wel afhankelijk van de kookkunst van je maten. En de korporaal mocht altijd als eerste opscheppen.

 “Voor dat wij van hier vertrokken werd aan ieder man toegedeeld voor 5 dagen meel en beschuit. Het eerste werden een zakje daartoe bestemd op de ranzel gebonden, en de beschuit voor het grootste gedeelte in een broodzak, die over de schouder gedragen werd, en het overige in de chakot en de kapotjas. De eerste dag gedurende de marsch werden er beschuit gegeten, niet alleen om de maag te vullen, maar ook om van de knellende last bevrijd te worden, die de broodzak of de band van dezelve door de zwaarte op de schouder drukt. Het meel werd des avonds op het bivouac gebruikt tot het maken van een arme jongen (meel en water tot pap gekookt), en in ruime mate werd gebruikt, niet denkende dat het voor 5 dagen was.
Sommigen maakten onder de groote rust vuuren om arme jongens te koken. Als het slagtvee in het bivouac (bivak) was aangekomen, en ieder regiment zijn aandeel daarvan had 4 ontvangen, werd het geslagt. Het werd aan de kompagnie uitgerijkt en vervolgens aan de sectiën en eskwaaders verdeeld. Hier werd soep gekookt waar de beschuit niet in werd vergeten. De eerste dagen en nachten ging het nog al wel, de volgende dag was er ook nog al voorraad, maar de derde dag begon het gebrek zich reeds te doen gevoelen. De levensmiddelen waren voor het grootste gebruikt of weggeworpen, het slagtvee kon ons niet bijhouden en kwam dientengevolge laat in het bivouac aan.” 

 Het uniform van een Grenadier van het 2e Bataljon Infanterie zag er in 1814 als volgt uit:

  •                 een wit mouwvest met één rij van 8 knopen en staande open kraag 
  • een grijze pantalon zonder band met smalle klep 
  • een paar zwarte slobkousen van imperiaal (gekeperd laken) met elk 12 knopen 
  • een grijze kapotjas 
  • een kalfslederen petje
  • Een rokjas
  • Een sjako met plaat  
  • een wit vest zonder mouwen met een zak in het rechterpand en een strook op het linkerpand 
  • een halsdas van zwart broché met koperen gesp 
  • pompons 
  • chevron galon, sabelkwasten en zwaluwnesten 

Daarbij bestond de uitrustingen ook nog o.a. uit; Een broodzak, patroontas met riem, een paar handschoenen met kappen, een schootsvel, een ransel, watertonnetje, kammen, borstels, sabel, musket geweer met bajonet. 

Elk Escouade had 1 hakmes en fourageerzak, bidon, soepbak en een zesmans kookketel. Verder beschikte elk Bataljon over drie bijlen, een zaag, een pikhouweel, een schop en een spade.  

De bataljons sliepen in een bivak, dit is een tentenkamp waar de soldaten en kampvolgers werken, eten en slapen. Een dergelijk kamp was een plek waar het leger werd verzameld om zich voor te bereiden op een komende campagne. De officieren en manschappen werden maanden in tenten ondergebracht; in de loop van de tijd bouwden de soldaten het bivak uit door paden, heggetjes, aarden wallen, hutten en boomgaarden aan te leggen. Ook trok een dergelijk legerkamp veel handelaren aan, die zich in de buurt vestigden

Op de achterste rij van zo'n kamp was de straat van Marketentsters. Hier kon je van alles vinden, speel en koffiehuizen, logementen, horlogemakers, apothekers, slagers, kruideniers en danszalen. Je kunt het zo gek niet bedenken.
Het kamp werd door veel vreemdelingen bezocht. Mensen kwamen op familiebezoek, of hun geliefde opzoeken, sommigen kwamen om zich te laten vermaken of om winst te maken op hun handel. Op zon en feestdagen konden er in zo'n kamp wel 1000 rijtuigen uit heel het land staan. Meestal waren er dan grote parades, algemene inspectie of grote oefeningen met vuur. Bij dat laatste moesten de mannen van 's morgens 6 uur tot 's middags 2 uur onder de wapens. Nat van het zweet, zwart van het kruitdamp en met lege magen keerden de mannen dan terug nar hun tenten om aan het werk te gaan met het schoonmaken van hun kleding en wapens. In de tussentijd maakten de koks de tafels klaar en werd er gegeten. 

Na het eten trekt iedereen zijn zondagse (leger)tenue aan en gaat op zoek naar vertier. Die dag was er dan geen appél meer en de taptoe werd 's avonds twee uur later geslagen. 

Bivak (Bron: Grenadierscompagnie.nl)
"Men kan zich geen denkbeeld vormen van het gewoel, gezing, gedans, gespeel, gewandel en gekijk dat toen plaats had. Daar waren liefhebberij comediën en dansballen die tot des morgens duurden. Des anderen daags morgens zag men troepsgewijze met ledige zakken berooide hoofden de kamp verlaten en de gewone dienst werd door de manschappen met een opgeruimd gemoed weder aanvaardt"

De slag bij Waterloo

Nu je je een beetje een beeld kunt vormen hoe het er uit zag in zo’n Bataljon, doe ik hieronder een verslag van de slag bij Waterloo vanuit het 2e Bataljon Infanterie 
(afgekort BI2) waar Joannes in 1815 in diende.

In 1814 ging het bevel van het 2e Bataljon Infanterie over op Luitenant Kolonel 
J. Speelman. Het bataljon was ingedeeld bij de 1e Brigade van de 3e Nederlandse Divisie. Deze divisie stond onder bevel van Luitenant General H.G. Baron Chassé. Aan het hoofd van de 1e Brigade stond Generaal Majoor H. Detmers. De divisie had haar hoofdkwartier te Braine le Comte; het 2e bataljon Infanterie van Linie lag gelegerd te Faij. 

In de veldslagen van de napoleontische tijd was een hoofdrol weggelegd voor de infanterie. Die was gestoken in kleurige uniformen, gewapend met voorladende geweren en gedrild om tijdens een gevecht op de maat van de trom manoeuvres uit te voeren. Oprukken deed de infanterie in colonne. Maar als het vuur geopend werd was de linie de aangewezen formatie, omdat zo de grootste vuurkracht ontwikkeld kon worden. In lange rijen opgesteld kon de ene soldaat vuren terwijl de man achter hem herlaadde, en omgekeerd – laden kostte nogal wat tijd.

Begin juni 1815 waren de voorbereidingen voor een invasie in Frankrijk in volle gang. De eerste berichten over een Franse opmars kwamen binnen op 14 juni. De Nederlandse troepen werden gestationeerd bij Quarté-Bras. 

Op 16 juni vielen Franse troepen de Nederlandse troepen aan bij Quarté-Bras. De 3e Nederlandse Divisie werd naar de gevechten toe gedirigeerd maar maakten geen gevechtscontact. Wel kregen ze het bevel om ‘s avonds naar Nivelles te gaan. 

“Het goede weer scheen ons te verlaten, zware regen buijen bleven aanhouden tot den 18den.”

Op 17 juni marcheerde de divisie in de stromende regen naar hun nieuwe positie op de rechterzijde van de geallieerden rond het dorpje Braine l'Alleud. Hier zou Chassé met zijn divisie moeten standhouden ten einde de rechterflank van de Geallieerden te dekken. 

“Wij marcheerden anderhalf uur, alwaar wij onzen vijand ontmoetten, die ons verwelkomde met zes, twaalf, achttien en vierentwintig ponders, waarop wij hen met dito soort bedankten tot de avond inviel en wij ons bivouac opsloegen.”

Het geallieerde leger werd opgesteld langs de weg Nivelles-Ohain. De 3 Nederlandse divisie stond opgesteld op een moerassig terrein dat werd gedekt door heggen en bosschages. 

“Wij bragten dien nacht door in groote ellende en verlangden naar de dage raad. We konden niet liggen of zitten van wege regen en koude, honger en dorst, en stonden al over de kuiten in den modder.” 

De 1e Brigade van de 3e Nederlandse Divisie stond als volgt opgesteld: 
3 bataljons voor het dorp, 2 bataljons in reserve op het dorpsplein, en 1 bataljon ten oosten van het dorp om contact te houden met de geallieerden.
Een groot gedeelte van de manschappen bleef lange tijd buiten de gevechten. 

Het dorp Braine l’Alleud werd gebarricadeerd omdat Chassé niet beschikte over cavalerie en beducht was op een mogelijke aanval van de Franse lichte cavalerie. 
De chef-staf, Majoor Generaal. J.V. baron de Constant Rebecque, kwam de 3e Nederlandse Divisie inspecteren en gaf orders om Braine l’Alleud kostte wat kost te verdedigen. 
De 3e Nederlandse Divisie kreeg de order om op te trekken en een positie dichter bij de 2e Britse Divisie in te nemen. De manschappen beseften dat ook zij wel eens in de gevechten betrokken konden worden en begonnen zich voor te bereiden. 
De divisie trok om ongeveer 11:00 uur op in carrés en nam eerst een positie in buiten het dorp, waar men een uitstekend overzicht had van de gevechten die inmiddels waren begonnen. 
Hier verloor de 1e Brigade bijna haar commandant: een Franse kanonskogel sloeg in de grond vlak voor het paard van Detmers. Het paard steigerde, maar hij gaf geen krimp en wist het paard tot bedaren te krijgen. 

De Geallieerde linie had veel te lijden onder de aanhoudende Franse aanvallen; In de loop van de middag werden de eerste Pruisische troepen gesignaleerd. Napoleon moest nu zijn Jonge Garde inzetten om de Pruisen zo lang mogelijk op afstand te houden ten einde tijd genoeg over te houden om de Geallieerden voor zich te verslaan.

De 1e Brigade werd in linie opgesteld achter en langs de weg. De divisie werd door de Franse artillerie onder vuur genomen en vervolgens aangevallen door Franse cavalerie, waarop carrés werden gevormd om de aanvallen af te slaan. Hierbij stelde de infanterie zich op in een vierkant, met de geweren naar buiten gericht, zodat de aanvallers zich wel even bedenken voordat ze zich in de bajonetten haag stort. 

De eerste linie had vele te lijden van het Franse vuur. De divisie bleef zo tot 18:00 uur staan, telkens wisselend van positie en formatie, waarbij de veteranen de grootste moeite deden om de jongere soldaten in het gelid te houden. 

In een laatste poging om de geallieerde linies te doorbreken stuurde Napoleon zijn laatste reserves, de Keizerlijke Garde, het plateau op waar ze onder vuur werden genomen door de geallieerden. Ondanks deze zware beschietingen bleven de Fransen oprukken. 

Een aantal Britse eenheden sloegen op de vlucht nadat ze de hele dag onder zwaar vuur hadden gelegen. Daardoor was nu op de rechtervleugel een opening ontstaan waar de Franse garde het nu op had voorzien. Generaal Majoor Detmers kreeg het dringende verzoek om drie bataljons in de voorste linie op te stellen. 
Detmers liet o.a. het 2e bataljon infanterie oprukken. Chassé liet de overige bataljons volgen; de gehele brigade, 6800 man, stond nu opgesteld achter de geallieerde linie. Chassé sprak zijn mannen toe: “[…] jullie zullen de tweede linie verlaten en vooruitgaan naar de voorste, blijf kalm, vertrouw op mijn leiderschap en vooral op jullie officieren. De slag is nog niet beslist, maar het zal jullie veel voldoening geven om aan de beslissing te hebben bijgedragen.”



De divisie ging voorwaarts, de garde tegemoet. Wat volgde was een vuurgevecht, waarbij beide zijden enkele salvo’s losten; de Nederlandse en Belgische soldaten waren geprikkeld dat ze er niet op af mochten gaan met de bajonet om de vijand te verdrijven.

"Voorbij gierende kanonskogels rukten ledematen af en er vielen her en der gaten in de linie. In het midden van de carrés lagen gewonden rond de vaandels, die doorzeefd waren met kogelgaten. De officieren moesten manschappen naar voren duwen om de gaten in de carrés op te vullen."

Opnieuw ging de Franse Garde vervolgens ten aanval. Als uiterste middel was er de stormaanval met bajonet op het geweer om de vijandelijke linies te doorbreken. Chassé besloot om zo de Fransen te verdrijven; hij trok zijn degen en riep: “Voorwaarts generaal Detmers en val aan met de bajonet!” De Rijdende Artillerie snelde wederom voorwaarts en opende het vuur, waarbij ze de oprukkende colonnes veel schade toebrachten. De infanteristen stormden voorwaarts, wild enthousiast, sommigen met de sjako’s op de bajonet, onder het geroffel van de trommen en de roep: “Leve de Koning! Oranje boven!”

  
de divisie van Chassé rukt op in de slag bij Waterloo

Het was een chaos op de velden ten zuiden van Waterloo. Er klonk een oorverdovend kabaal van knetterende musketten, bulderende kanonnen en kletterende sabels. Overal hing een verstikkende kruitdamp, zodat de soldaten geen hand voor ogen kon zien. De drassige grond lag bezaaid met lijken en gillende gewonden, zowel mensen als paarden. 

“De Cavalerie en de oude keizerlijke garde van Frankrijk drongen nu met geweld op ons aan. Het gevecht werd thans met woede gevoerd.”

De troepen van Detmers achtervolgden de vijand tot voorbij Hougoumont. 1e Brigade verdreef in een verwoede aanval de Fransen uit de boomgaard van La Haye Sainte. Het 2e Bataljon Infanterie kwam in gevecht met een eenheid Garde Grenadiers. Uiteindelijk passeerden de bataljons de straatweg naar Brussel en ze de “Grande Batterie”, passeerden de kanonnen en de munitiewagens en bleven de Fransen achtervolgen tot voorbij deze positie. Chassé sprak Luitenant Kolonel Speelman toe: “Kolonel Speelman, voorwaarts! Haast u, val aan met de bajonet, de Fransen wankelen, ze vallen terug!” Het 2e Bataljon Infanterie ging in de aanval, vooraf gegaan door de Rechter flankcompagnie.

Een kwartier nadat 1e Brigade, 3e Nederlandse Divisie de aanval had geopend en de Fransen achtervolgde gaf Wellington het signaal voor de algehele opmars van het Geallieerde leger. Hij slaagde er in de aanval van de de Keizerlijke Garde af te slaan. Tot hun grote verbazing zagen ze dat de garde op de vlucht sloeg, dat hadden ze in al die jaren nog nooit gedaan. ‘Le Garde recule!’ klonk het verschrikt in de Franse gelederen. Napoleon vluchtte onder dekking van het 1er Grenadiers van de Garde, terwijl de Franse soldaten met duizenden in paniek maakten dat ze wegkwamen. De Nederlandse en Geallieerde troepen bleven hen achtervolgen tot de avond viel, daarna gingen de Pruisen tot de achtervolging over. 

Toen de kruitdampen waren opgetrokken, lagen er op de velden bij elkaar meer dan 10.000 doden en 35.000 gewonden. De Nederlandse troepen sliepen die nacht in dit open veld te midden van de verschrikkingen van de slag, de honderden gesneuvelden en het kermen van duizenden gewonden.

 's Nachts werden de doden massaal beroofd en de gewonden aan hun lot overgelaten. 

De aanval van 1e Brigade, 3e Nederlandse Divisie was een kostbare geweest: het overweldigende succes was ten koste gegaan van grote verliezen. 2e Bataljon Infanterie verliest 19% van haar officieren en minderen. 

"Ik zal wel niet behoeven te melden hoe het slagveld er uit zag, daar de geheelde dag met de uiterste hardnekkigheid was gestreden. Daar waren op dit slagveld duizenden van dooden en gekwetsten. De regen die er daags was gevallen bragt het zijne ook bij om het akelige te vermeerderen. Men was op sommige plaatsen genoodzaakt om er tot aan de enkels in de plassen bloed met regenwater gemengt te loopen." 




En zo eindigde de slag bij Waterloo. Joannes en zijn divisie begonnen aan de opmars naar Parijs. Onderweg deserteerden en plunderden de manschappen, zodat er moest worden ingegrepen. De 1e divisie namen de vestingen Le Quesnoy, Valenciennes en Condé in. Op 1 juli losten de Nederlandse troepen de Pruissen in Parijs af. Op 7 juli bezetten ze het Bois de Boulogne, waarna zij er hun Bivak inrichtten. 
De troepen van de 3e Nederlandse Divisie hadden veel te lijden van ziekten, wat tot veel slachtoffers leidde. 
In 1816 keerde het 2e Bataljon Infanterie van Linie terug in Nederland.
Waarna Joannes op 6 januari 1817 als Sergeant Majoor wordt benoemd van het 18e Bataljon Infanterie Nationale Militie. 

Hoewel de 3e Nederlandse Divisie een grote rol heeft gespeeld in het laatste deel van de slag bij Waterloo, zijn hun daden nauwelijks erkend. Wellington doet in zijn verslag geen melding van de aanval van de divisie van Chassé. Ondanks toezeggingen van Britse generaal Lord Hill, die het aandeel van het Nederlandse leger erkende, is deze weglating nooit gecorrigeerd. 

 Als dank voor hun aandeel in de slag bij Waterloo kregen ze van Wellington wel een gratificatie. Voor de 6e klasse; Korporaals, Tamboers en soldaten, was dit 61 francs en 60 centimes (29 gulden en 10,5 cent) dat is omgerekend nar deze tijd ongeveer 300 euro. 

Pas 50 jaar na de slag bij Waterloo, in 1865 kregen oud-strijders, bij de herdenking, van Koning Willem II een zilveren Herdenkingskruis. Joannes was toen al 2 jaar overleden, dus erkenning voor zijn daden heeft hij niet gehad. 


Van de 30.000 Nederlandse soldaten die meevochten in 1815, waren in 1865 nog maar 5000 soldaten in leven. Pas in 1890 kende Koningin Wilhelmina aan het handjevol toen nog levende dragers van de herdenkingsmedaille een jaarlijkse toelage van 150 gulden toe. 

Tot 1940 was 18 juni een Nationale feestdag in Nederland waar mee het einde van de Franse bezetting werd herdacht. 

 Bronnen: 2ebgc.nl, grenadiercompagnie.nl, wikipedia, npogeschiedenis.nl, de quotes zijn uit het boek "een Veteraan" van Jan Rem